In de week dat hij in zijn eigen DWDD nog had aangegeven niets van Twitter te begrijpen, meldde Matthijs van Nieuwkerk zich ineens toch aan het tsjirpfront. De televisiepersonality kondigde aan een maand lang berichten te gaan spuwen om zelf de meerwaarde van het populaire medium te ontdekken.
In vier dagen tijd kwam @MatthvNieuwkerk tot zo’n twintig tweets, die hij verspreidde onder de bijna vierduizend volgers die hij had aangetrokken. Toen wierp hij zijn digitale masker af om zich te onthullen als ghostwriter. Een hevige discussie over de authenticiteit van Twitter was het gevolg. Welke microbloggende BN’er is nog wel te vertrouwen?
Pavlov had een interview met de man achter de commotie. Zijn er meer BN’ers die het online kwekken met hun achterban tegen betaling uitbesteden? “Een ghostwriter kan een BN’er veel tijd en moeite besparen.“
Wie ben je nou eigenlijk precies?
Ik ben ZZP-er in het ICT bedrijfsleven. Ik geef trainingen en schrijf onregelmatig artikelen in pc-bladen als ghostwriter. Als bijbaantje schrijf ik een aantal uur per week als ghostwriter op Twitter voor een tiental mensen.
Wat was het doel van deze actie?
Ik vond het vreemd en steeds vreemder worden dat achter bepaalde populaire Twitter-accounts (tijdelijke) Ghostwriters zitten. Dat is natuurlijk toegestaan, maar ook wel een soort misleiding van de volgers. Deze mensen denken vaak en graag dat ze echt in contact staan met die BN’er.
Hoe langer ik het ghostwriten als bijbaantje deed, hoe meer ik het eigenlijk laakbaar vond. Ik kon natuurlijk zeggen “ach, zo werkt het nu eenmaal met marketing, beeldvorming en commercie. Moeten mensen maar niet al te goedgelovig zijn.” Maar uiteindelijk vond ik het zuiverder om mensen juist te leren kritischer te zijn. Door hier mee naar buiten te komen, kunnen mensen misschien eerder stil staan bij de ondoorzichtigheid van Twitter. Ik heb namelijk het idee dat dat nu vrij weinig gebeurt. Dit was nodig om sommige mensen uit hun droom te helpen.
Waarom heb je juist voor Matthijs van Nieuwkerk gekozen?
Ik heb de persoonlijke mening dat het hem als publiek figuur goed zou doen om te gaan twitteren. Vooral omdat er een grote behoefte aan is bij het publiek, zoals nu wel is bewezen. Het zou voor hem een goede manier zijn om open met zijn fans te communiceren en zelf zijn beeldvorming te sturen. Ik zie in de media, naast lofuitingen, ook een groeiende kritiek op zijn programma en manier van presenteren. Ook woedde er een discussie over zijn salaris, betaald van belastinggeld. Openheid en directe communicatie op Twitter zou hem dichter bij “zijn publiek” kunnen brengen. Misschien staat hij voor een groep mensen te veel op een arrogante onbereikbare toren. Twitter kan dan een manier zijn om een brug te slaan naar de achterban.
Waarom heeft het zo lang geduurd voor je ontmaskerd werd?
Door de juiste timing en aanpak wilden mensen ook heel graag dat het echt Matthijs van Nieuwkerk zou zijn die aan het twitteren was. Sterker nog, er zijn nu nog veel mensen die het niet willen aannemen en denken dat ik nog steeds Van Nieuwkerk zelf ben.
Wat zijn de reacties geweest op je bedrog?
Die waren eigenlijk verrassend mild. Er waren zeer weinig mensen die mij duidelijk maakten het niet op prijs te stellen. Ik kreeg zelfs complimenten. Dat had ik niet verwacht, en eerlijk gezegd ook niet verdiend. Ik heb de naam van Van Nieuwkerk toch gebruikt zonder zijn toestemming…
Je zegt dat je ghost twitteraar bent voor diverse BN’ers. Moeten we dat geloven?
Dat kan en zal ik niet bewijzen. Maar het is bekend dat er mensen zijn die in opdracht op Twitter schrijven, onder andere voor politici als Maxime Verhagen. In het buitenland gebeurt dat overigens veel meer. En niet alleen bij Obama. Ook ‘gewone’ bekende Amerikanen hebben ghostwriters in dienst.
Hoeveel accounts van BN’ers zijn wel authentiek?
Ik heb daar geen harde cijfers over in handen. Het ghostwriten is een kleine informele wereld die zich via netwerken hiermee bezig houdt. Ik weet wel dat er meer ghostwriters werken voor politici en bedrijven dan voor bekende Nederlanders. Een ghostwriter kan een BN’er veel tijd en moeite besparen. Denk aan het account http://twitter.com/ikbendries en andere populaire twitter-accounts. De authenticiteit is zeker belangrijk voor de beleving van de volgers. Maar zekerheid bestaat niet. De vraag is ook, is het erg als een BN’er een ghostwriter tijdelijk of geheel opdracht geeft om voor hem te schrijven? Als het voor alle volgers geheel duidelijk is dat er een Ghostwriter schrijft, vind ik van niet. Maar ik vind het niet wenselijk om de mensen anders te laten geloven. Dat dit op het moment hypocriet overkomt begrijp ik.
Namens welke bekende koppen stuur jij tweets de wereld in?
Het is contractueel bepaald dat ik dit niet bekend mag maken. Dat is ook een ongeschreven regel tussen ghostwriters. Ik ken in Nederland zeven ghostwriters en in het Engelstalig taalgebied nog veel meer. Ghostwriten gebeurt in opdracht van de Twitter-accounthouder. Dit is niet te verwarren met een fake Twitter account, zoals MatthvNieuwkerk. Voor het ghostwriten krijg ik gewoon betaald van mijn opdrachtgevers.
Het is blijkbaar heel makkelijk uit naam van een BN’er te twitteren. Eerder zagen we ook al een soortgelijk geval bij Keisuke Honda. Hoe zou dit voorkomen kunnen worden?
Gecontroleerde accounts zoals in Amerika op Twitter zouden zekerheid kunnen bieden. En het niet vrijgeven van bepaalde namen aan iedereen die er gebruik van zou willen maken. Het is op dit moment te makkelijk om een account als iemand anders te starten. Je wordt er bijna impliciet toe uitgenodigd.
Zijn er al BN’ers geweest die zich hebben aangemeld voor vertegenwoordiging op Twitter?
Ja, en in mijn netwerkje van ghostwriters wordt daar verder mee gepraat. Er wordt dan geprobeerd een passende persoon te vinden om de BN’er te vertegenwoordigen.
Ben je niet bang dat je een precedent zet voor allemaal neppers?
Die mensen lopen dan achter de feiten aan. Zie het nieuwe account van Dolf Jansen. Ik weet het niet zeker maar dat is volgens mij ook een goed voorbeeld van een na-aper… [Dolf Jansen stuurde op de dag van dit bericht deze foto uit om zijn authenticiteit te bewijzen - red.].
Je wilt mensen op Twitter helpen, maar doet door deze actie wel afbreuk aan de authenticiteit en betrouwbaarheid van het medium. Denk je niet dat dat mensen juist afschrikt het te gaan gebruiken?
Zeker niet. Misschien gaan mensen anders kijken naar het karakter of de beleving van Twitter, maar Twitter zelf wordt alleen maar groter en populairder. Het zal zorgen voor een verschuiving van het gebruik van e-mail naar deze vorm van communicatie.
Al iets van de echte Matthijs gehoord?
Er staat alleen iets over geschreven op dwdd.nl. Een redactielid van De Wereld Draait Door stuurde me hier een direct message over. Maar de account staat nog steeds volledig tot zijn beschikking!
Gaan we binnenkort weer van je horen op Twitter?
Ja, wanneer de meeste volgers van @MatthvNieuwkerk zijn afgehaakt ga ik over dit fenomeen verder publiceren op het account TwitGhostwriter.
]]>Na een doctoraal in Filmwetenschap te hebben behaald, stortte de nu 36-jarige Dan Hassler-Forest zich op de banenmarkt. De wens om les te geven kon hij echter niet loslaten. Hij bemachtigde een tweede doctoraal in Engelse literatuur, en doceert nu aan de Universiteit van Amsterdam terwijl hij zijn proefschrift schrijft over superhelden in de eenentwintigste eeuw. De promovendus zelf legt uit waarom het een voorrecht is om zijn beroep te beoefenen.
“Ik ben op jonge leeftijd van de VS naar Nederland verhuisd, en ben tweetalig opgevoed. In 1991 ging ik Engels studeren, toen was er nog geen Film- en televisiewetenschap. Die opleiding startte een jaar daarna. Ik verveelde me bij Engels, het was veel te simpel, te laagdrempelig. Aan het eind van het tweede jaar stond ik op het punt ermee te stoppen, maar ik kwam erachter dat je je ook voor een tweede studie kunt inschrijven. Om me wat minder te vervelen ben ik Film- en televisiewetenschap erbij gaan doen, en dat ging eigenlijk heel prima.
In het derde jaar van Engels waren er alleen nog maar keuzevakken, en zat je in kleinere groepjes met de mensen die nog waren overgebleven nadat er veel mensen hadden afgehaakt. Dat maakte het leuker, en omdat Film- en televisiewetenschap ook beviel begon ik het echt naar mijn zin te hebben. Mijn cijfers gingen radicaal omhoog, vooral bij Engels. Ik heb die studie dan ook cum laude afgesloten, maar pas jaren nadat ik mijn doctoraal in Filmwetenschap behaalde.
Het was de bedoeling om één scriptie voor beide studies te schrijven, maar dat ging vreselijk fout. Ik had het boek Hypertext van George Landow gelezen, en kreeg het idee om de scriptie te schrijven als hypertekst, een tekst die alle kanten opgaat door links die steeds weer naar andere pagina’s verwijzen. Ik had er al veel tijd ingestoken, toen de harddisk waar alles op stond kapot ging. Ik probeerde nog snel opnieuw te schrijven wat ik me nog kon herinneren, maar er was geen redden meer aan.
Met wat ik nog op een andere computer had staan, heb ik een scriptie voor Film- en televisiewetenschap kunnen schrijven. Dan doe ik daarna Engels, dacht ik, maar je weet hoe dat gaat. Ik ben fulltime gaan werken, en dat baantje leidde weer tot een ander baantje, waardoor die tweede scriptie steeds werd uitgesteld. Maar ik kan er niet tegen om dingen niet af te maken, en wilde bovendien graag les gaan geven. Ik had inmiddels genoeg contacten opgedaan om het als freelancer te redden, dus ik stopte met mijn toenmalige baan en ben teruggegaan naar de universiteit.
Tijdens het onderzoek voor mijn tweede scriptie kwam ik erachter dat ik research heel leuk vind, wat heel belangrijk was omdat je dat als docent moet doen naast het onderwijs. Ik had het gevoel dat ik het onderwijs heel leuk zou vinden, en dacht ook wel dat ik er goed in zou zijn. Toen ben ik gaan aankloppen bij oud-docenten, die me vertelden dat het goed zou zijn voor mijn nieuwe ambities als ik cum laude zou afstuderen. Vervolgens bleek mijn tweetaligheid een groot voordeel, toen ze voor een bepaald vak ineens een Engelstalige docent nodig hadden.
Als je nooit nee zegt, en niemand klaagt over je onderwijs, is er genoeg werk. Binnen no time was ik dus ineens docent. Ik had geen back-up plan, en was dus heel kwetsbaar voor misbruik door mensen die me overal voor in wilden schakelen, maar ik deed het graag. Ik heb zowel in het bedrijfsleven als op freelancebasis gewerkt, wat me echt geholpen heeft bij de waardering voor dit werk. Ik weet hoe het is om een fulltime baan te hebben. Veel andere docenten hebben die ervaring niet, en lopen te klagen dat ze te weinig betaald krijgen. Ik kan daar helemaal niet tegen! De hele dag op een kantoor zitten, dat is pas erg! Veel mensen realiseren zich niet wat voor voorrecht het is om op de universiteit te werken.
In 2008 ben ik genomineerd voor docent van het jaar. Mijn onderwijs is daar echt beter door geworden. Je hebt tijdens het lesgeven wel een idee van wat de studenten ervan vinden, maar je hebt geen tastbaar bewijs. Dus toen de studenten een brief over mij schreven en zelfs een filmpje maakten, smolt ik helemaal. Ik dacht: als ze dit doen, moet ik ook tot het uiterste gaan. Het wordt blijkbaar gewaardeerd. En het geeft natuurlijk een enorme boost in zelfvertrouwen. Dan ga je ook meer bewuste keuzes maken over wat jij goed onderwijs vindt, hoe je dat in wilt vullen.
Ik heb nu een aanstelling van twee jaar bij Engelse literatuur, en moet in die tijd ook mijn proefschrift schrijven. Die gaat over cultuur in de eenentwintigste eeuw, en de mate waarin geschiedenis en politiek weerspiegeld worden in verschillende vormen van cultuur. Mijn figuur is die van de superheld, dé belichaming van dingen die ik zie als bredere, dominante tendensen in populaire cultuur. Vooral in die na 11 september, want dat was een moment waarop de werkelijkheid gereconstrueerd kon worden in een nieuw soort vertoog. Dit wordt gereflecteerd in veel vormen van cultuur, maar ik zie het het sterkst in het genre van de superheld in de eenentwintigste eeuw.
Wat ik probeer aan te geven, is dat 11 september niet een feit maar een vertoog is. Het is iets dat wordt geconstrueerd op basis van een incident. Het is een manier om de werkelijkheid te beleven, en alles wat je daarbij zegt, is geconstrueerd op basis van machtsrelaties. De elementen die in dat vertoog voorkomen, zijn precies hetzelfde in het genre van de superheldenfilm. Er zijn hele duidelijke raakvlakken aan te wijzen. Als er een sirene afgaat, dan hoort Superman dat meteen. Er is een behoefte aan superhelden als Superman en Batman, die een oogje voor ons in het zeil houden en ons beschermen. Dat zie je heel sterk terug in de films.
Wanneer ik klaar ben? Mijn promotor heeft bij het aanvragen van subsidie voor me ingestaan en beloofd dat het binnen twee jaar zou worden afgerond, dus ik moet er echt voor zorgen dat het in de zomer van 2011 af is!”
Mediamagnaat Rupert Murdoch wil geld gaan vragen voor toegang tot al zijn nieuwssites. Als proefmodel wordt een betaalsite voor de Britse zondagskrant Sunday Times gelanceerd. Een goede zet, vindt Reinder Rustema, docent Nieuwe Media aan de Universiteit van Amsterdam. Hij voorziet dat de macht die adverteerders nu hebben zal terugkeren bij de consument.
Murdochs plan komt niet op een toevallig moment. Door de krimpende advertentiemarkt draaide zijn News Corporation het vorige boekjaar een verlies van 3,4 miljard dollar. Hoewel Murdoch met zijn voornemen de hoon van menig mediakenner over zich heen riep, liet ook de Telegraaf Media Groep in augustus weten serieus te kijken naar de mogelijkheden om mensen te laten betalen voor (delen van) de eigen websites.
Reinder Rustema legt uit hoe adverteerders vechten om de aandacht van de consument, en dat gratis vrijwel nooit echt gratis is. “In de meeste gevallen betaal je wel voor informatie, maar dan niet met geld, maar met aandacht. Aandacht die je geeft aan informatie wordt doorverkocht aan adverteerders die tussen of in de informatie aandacht opeisen.” Dit proces heeft volgens Rustema desastreuze gevolgen voor de inhoud van de informatie en de relatie met de consument. De met reclame gefinancierde krant of televisie richt zich op de grootst gemene deler met een vaak sensationele en oppervlakkige inhoud.
De beoogde verdwijning van het gratis model is volgens Rustema dan ook een goede ontwikkeling. “Het is goed als mensen niet met aandacht maar met geld betalen voor informatie. Want alleen dan kan je je bekocht voelen, je geld terugeisen en anderen afraden om net als jij geld uit te geven aan die informatie. Je kan eisen stellen en je wordt een kritische consument.” Om die reden pleit Rustema zelfs voor een verbod op de ‘handel in aandacht’. “Zonder reclame betaalt iedereen met geld voor informatie en er is meer keuze aan informatie. Commerciële zenders kunnen dan wel betaaltelevisie invoeren omdat er geen gratis alternatieven zijn behalve de publieke omroep.”
Soms is gratis nog wel gewoon gratis
Wie in een drukke winkelstraat om zich heen kijkt, krijgt de indruk dat hij nooit meer geld nodig heeft. In talloze etalages worden de consument ‘gratis’ artikelen in het vooruitzicht gesteld. Vaak zijn deze producten echter niets meer dan lokkertjes waar je, via een slinkse omweg, uiteindelijk zelf voor betaalt. De term gratis dreigt te worden uitgehold door scherpe kleine lettertjes. Hoe gratis is gratis eigenlijk nog?
Menno Oomkens, uitgever van de site Gratis.nl, heeft jaren ervaring met de consumentenzucht naar gratis artikelen. Op zijn website informeert hij internetgebruikers waar de laatste freebies te halen zijn. “In Nederland heerst een cultuur waarin het verkrijgen van gratis artikelen hoog in het vaandel staat.” aldus Oomkens. “Mensen zien het als een sport. Dat is eigenlijk uniek in de wereld. Wanneer je in Argentinië gratis nieuwe velgenvoor je auto scoort, vinden mensen je een pauper. Hier ben je de koning.”
Een snelle scan door Gratis.nl leert echter dat artikelen vaak niet zo gratis zijn als ze lijken. Zo ontvang je pas een ‘gratis’ strandbal nadat er voor vijf euro een proefabonnement op het Parool is afgesloten. En om kosteloos een Nintendo Wii te ontvangen, moet eerst een uitvaartverzekering worden aangegaan. Oomkens: “Marketeers proberen hun waar te slijten door een gratis extraatje aan te bieden bij een product of dienst waar je wel voor betaalt. Dit communiceren wij heel transparant op onze site. De klant beoordeelt uiteindelijk zelf of de geboden propositie interessant is.”
De meeste bedrijven gebruiken de term gratis dus als lokkertje. Want écht gratis zijn de aangeboden producten over het algemeen niet. Geen wonder dat consumenten bij een mogelijk cadeau bijna als vanzelf op zoek gaan naar het bekende addertje onder het gras. Bestaat er nog wel zoiets als onvoorwaardelijk gratis?
“Absoluut” stelt Erik Scholtens, oprichter van de site GratiZ.nl. De 31-jarige Drachtenaar is al jaren diehard verzamelaar van gratis spullen, maar heeft ook daadwerkelijk nog nooit een cent neergelegd voor één van zijn aanwinsten. “Ik vind iets pas gratis als je er niets voor hoeft te betalen. Laatst was er een actie waarbij een keukenverkoper een ‘gratis’ auto weggaf bij een keuken vanaf 20.000 euro. Dat is dan dus niet gratis.”
Voor Scholtens is het verzamelen van gratis spullen een uit de hand gelopen hobby. “De één verzamelt postzegels en ik verzamel gratis producten. De hele zolder staat er al vol mee. Van gratis pennen tot zelfs een gratis opblaaszwembad. Via mijn site houd ik mensen op de hoogte waar ze gratis spullen op de kop kunnen tikken.”
Scholtens’ site trekt sinds de crisis aanmerkelijk meer bezoekers, inmiddels zo’n 20.000 per dag. De aanbiedingen van producenten nemen daarentegen juist af. “Een weggeefactie is vaak een dure actie. Een proefpakket kost al snel enkele euro’s plus verzendkosten. Aangezien het vaak om duizenden stuks gaan, kan dit behoorlijk in de papieren lopen. 100% gratis producten worden steeds schaarser. In plaats daarvan gebruiken bedrijven de term gratis om aandacht te vragen voor producten die niet volledig kosteloos zijn.”
Voor de echte gratisjagers zal er echter altijd wel wat te graaien zijn. Scholtens: “Wie echt goed zoekt, kan iedere dag wel een nieuw 100% gratis product vinden. Het lukt mij nu al 13 jaar. Het is eigenlijk niets meer dan een leuke speurtocht. Een gratis tijdverdrijf.”
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in de Sp!ts van 30 november 2009 (pagina 11).
]]>Een van de meest aansprekende documentaires die vorige week tijdens de IDFA werden vertoond, was zonder twijfel Good Fortune. In deze docu, die zich afspeelt in het noodlijdende Kenia, zie je het verhaal van twee afzonderlijke bewoners- een boer en een bewoonster van een sloppenwijk- die door toedoen van ontwikkelingshulp hun leven drastisch zien veranderen. In het negatieve. Pavlov was erbij en interviewde producer Landon van Soest.
Landon, wat is de reden dat je deze film gemaakt hebt?
Nou, als student had ik de mogelijkheid om door ontwikkelingslanden te reizen. Net als zoveel westerlingen werd ik getroffen door zoveel armoede. Daarom besloot ik de laatste periode van mijn studie in Kenia door te brengen om onderzoek te doen naar economische ontwikkelingen. Al snel kwam ik er achter dat veel van de aanwezige hulporganisaties die bedoeld waren om de bevolking te helpen het tegengestelde effect hadden. Terwijl op Live 8 concerts, de One Campaign en de G8 conferentie in Gleneagles voornamelijk het publieke nut gediend werd, voelde ik dat het tijd was om op onderzoek te gaan naar het daadwerkelijke gevolg van internationale hulporganisaties in Afrika.
De personen om wie het draait in Good Fortune -Jackson en Silva- ondervinden aan den lijve de gevolgen van dergelijke organisaties. Hoe komt dat?
De twee afzonderlijke gevallen van Jackson en Silva zijn schrijnend. Beiden verliezen door ontwikkelingsprojecten in hun gemeentes alles waar ze hard voor hadden geknokt, hun huis, hun werk en hun leefomgeving. Persoonlijk vind ik dat de ontwikkelingsorganisaties gefaald hebben op het gebied van communicatie met de gemeenschappen waarin zij werkzaam waren. Ze hielden duidelijk geen rekening met de waarden en verlangens van de lokale bewoners. De bedoeling is om van bovenaf het leven van mensen als Jackson en Silva te veranderen, maar in plaats daarvan schieten ze tekort in het stimuleren van de initiatieven binnen de eigen gemeenschap.
Wat zijn dan precies de gevolgen van zulke grote projecten?
De consequenties van zulke grote, top-down projecten kunnen gigantisch zijn. Door enorme administratieve projecten van bovenaf in te voeren wordt er veel van de bevolking gevraagd. Zelfs een kleine misstap kan reusachtige gevolgen hebben voor duizenden mensen als Jackson en Silva. Een van de meest cruciale moment in de film is in het begin, wanneer Jackson en Silva het gevoel hebben dat hun leven zich positief ontwikkelt. Beide projecten -het bouwen van een enorme dam en het ontruimen van de sloppenwijk- doen op brutale wijze inbreuk op die veelbelovende leefsituatie. Het dient gezegd te worden dat Jackson en Silva weinig andere mogelijkheden hebben buiten hun huidige leeftoestand. Zo draait Jacksons hele leven om zijn kudde, waarvoor hij het grasland van het Yala moeras nodig heeft. En Silva verhuisde niet voor niets naar Kibera omdat het platteland haar te weinig kansen bood. Door de ontruiming van de sloppenwijk zal zij voor het weinige geld dat ze heeft in Nairobi geen huis kunnen vinden. Het gebrek aan alternatieven en de onmisbaarheid van hun leefomgeving lopen als een rode draad door de film.
De afgelopen drie jaar ben je in Kenia geweest om Good Fortune te schieten. Heeft de onrust na de omstreden presidentsverkiezingen invloed gehad op het verloop van de film?
Het leek erop dat de onrust na de verkiezingen de samenleving in een houdgreep hield. Met name in Kibera vanwege het gebrek aan veiligheid en de aanwezigheid van verschillende etnische en politieke groepen. Ik wist dat de verkiezingen een rol zouden spelen in ons verhaal, vandaar dat we het leven van Silva zijn blijven volgen. De politieke en etnische kwestie zelf was te groot en te complex om mee te nemen. Gedurende de verkiezingen raakte Silva steeds meer betrokken bij de verkiezingen omdat ze hoopte dat nieuwe politieke leiders de ontruiming van Kibera konden beïnvloeden. Ik hoop dat Silva’s verwoede inspanning en betrokkenheid bij de verkiezingen mensen aan het denken zet over de immense frustraties onder Kenianen in de nasleep van de verkiezingen.
Good Fortune is momenteel op tournee in een aantal Europese landen. Wat zou het publiek voor boodschap mee moeten krijgen?
Als mensen iets op zouden moeten steken van deze film, dan is het dat er in ontwikkelingslanden altijd een aantal intelligente, gedreven en vastberaden mensen zijn die, net als Jackson en Silva, waardevolle ideeën koesteren over hoe zij hun leefomgevingen zouden verbeteren. Als wij het beleid van onze internationale hulporganisaties zo kunnen veranderen dat de focus ligt bij het stimuleren van ideeën op lokaal niveau, dan denk ik we veel meer kunnen bereiken om de extreme armoede in de wereld te beperken.
Bekijk de trailer van Good Fortune op de website van Transient Pictures
]]>Als het altijd de Kenianen zijn die de marathon winnen, is de sport dan wel fair? En als een dopingmiddel de prestatie verbetert, valt dat dan te meten? Moleculair bioloog Toine Pieters over huidig dopingbeleid: “Het heeft geen nut om op schone sport te hameren.”
Frankrijk, 1967. Tijdens de Tour de France tuimelt Tommy Simpson van zijn fiets. “Put me back on my bike”, beveelt hij de toegesnelde toeschouwers die zijn lichaam ondersteunen. Niet veel later gaat voor Simpson het licht uit.
De heroïsche klim op de Mont Ventoux betekent een keerpunt voor de sport. De eerste berichten over doping in de media maken van het publieke geheim een huiskamerfenomeen. De jacht op doping is daarmee geopend. Of beter: het eeuwig durend kat-en-muisspel vindt zijn oorspong. Wetenschapper Toine Pieters (49): “Het is zo dat in de biochemische wedloop tussen jagers en ‘sportwild’ nieuwe dopingmiddelen en detectiemethoden elkaar in snel tempo opvolgen. Doping is daarmee onlosmakelijk verbonden met sport.”
Als enthousiast racefietser is Pieters altijd geïnteresseerd geweest in sportgeneeskunde en middelen die de prestatie verbeteren. ”Natuurlijk komt dat ook deels door mijn farmacologische achtergrond.” Als senior onderzoeker is Pieters namelijk verbonden aan de afdeling metamedica van het VU medisch centrum in Amsterdam. Daar houdt hij zich voornamelijk bezig met de maatschappelijke aspecten van ziekten,
gezondheid en gedrag.
In die hoedanigheid onderzocht hij de haken en ogen van het huidige dopingbeleid. Pieters: “De bewijslast voor doping, die in toenemende mate bij topsporters zelf wordt neergelegd, heeft grote gevolgen voor de vrijheid en autonomie van individuele sporters. Tijdens en na het beklimmen van het podium blijven de winnaars als gladiator aan de ketting liggen.” De bloedstaaltjes en urinesamples in laboratoria blijven voor altijd opgeslagen als bewijslast.
Het idee om de valkuilen van het dopingbeleid in kaart te brengen, ontstond tijdens onderzoek naar drugsverslaving. “Daar hadden we vooral te maken met de war on drugs en de heftige en radicale jacht op allerlei soorten drugs. Al vrij snel ontstond de vraag of het met doping niet precies zo gaat. Beiden hebben namelijk grote maatschappelijke gevolgen en beiden hebben te maken met een zero tolerance-beleid.”
Met een drie hoofden tellend team werden gedurende anderhalf jaar interviews gehouden met (oud)sporters, trainers, artsen, wetenschappers en dopingjagers. Iedereen bleek wel een eigen mening over doping te hebben, ook al is die vaak zwart of wit, voor of tegen. Pieters, tevens bijzonder hoogleraar Geschiedenis van de farmacie aan de Universiteit van Utrecht, vulde die visies aan met een historisch overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen op het dopinggebied. Het resultaat van het onderzoek verscheen in mei dit jaar in boekvorm.
Naast het bekende geval van Simpson staan er in ‘Supergenen en turbosporters’ nog tientallen andere gevallen van positief geteste atleten en ‘gepeperde paarden’. Hoewel niet iedereen het met de dood bekoopt, betekent betrapt worden wel het einde van je carrière. Pieters: “De gevallen ster van defensie, Yuri van Gelder, die nu als cocaïnejunkie te boek staat, spant in dit opzicht de kroon. Hij raakte in een zucht en een snik zijn hele sportieve en maatschappelijke hebben en houden kwijt.”
Met het boek wil Pieters vooral de discussie openbreken. Hij wil het publiek ervan overtuigen dat het helemaal geen nut heeft om zo op schone sport te hameren. “In het huidige beleid kijken dopingjagers naar een aantal criteria, namelijk: is het middel prestatiebevorderend; zit het de gezondheid niet in de weg; en past het wel in de geest van de sport, kortom: is het wel fair?”
“Maar topsport is helemaal niet fair”, vervolgt Pieters. “Is het fair dat in de marathon van Rotterdam zes Kenianen voorop lopen omdat ze genetisch bevoordeeld zijn? Is het fair dat op de Olympische Spelen westerse sporters de beste papieren hebben om dispensatie te krijgen? Of is het fair dat de faciliteiten op Papendal beter zijn dan in Nairobi?”
“En prestatieverbetering? Valt zoiets wel te meten? Wetenschappers zeggen van niet. Hoe meet je bijvoorbeeld of iets een natuurlijke of een kunstmatige verbetering is? Dat zijn zaken waar je met grote moeite uitkomt. Daarbij komt nog dat wat je meet in het laboratorium wezenlijk kan verschillen van een meting op locatie.”
Pieters pleit voor het pragmatische midden. “Vergeet die twee criteria die toch niets betekenen; het enige dat geldt is de gezondheid van de sporter.” In die context zou een onafhankelijke commissie van sportartsen de rol van toezichthouder moeten krijgen. “Wanneer bepaalde bloedwaarden van sporters te hoog zijn, of het lichaam niet goed genoeg hersteld is, zouden de artsen ze kunnen verbieden aan de start te verschijnen”.
De oplossing om sporters te toetsen op gezondheid, lijkt nog belangrijker wanneer gekeken wordt naar de ontwikkeling van gentherapie. Want hoewel deze methode om kapotte genen te vervangen of te repareren nog niet wijd verspreid is, lijkt de toepassing ervan in de sport slechts een kwestie van tijd. Pieters: “Je ziet bijvoorbeeld al dat de genenkaart steeds belangrijker wordt. Het is zelfs al mogelijk om via internet een DNA-kit te bestellen en je ziektebeeld in kaart te brengen.”
En daarmee lijkt de toon gezet. Want de ontwikkeling van gentherapie zal grote gevolgen hebben voor het selecteren en begeleiden van toekomstig sporttalent. “En daar schuilt het gevaar,” aldus Pieters, “want hoe weet je wat je precies in het lichaam verandert? Verandert dat toegevoegde gen wel werkelijk wat je wilt veranderen? Willen we overgekookte of opgeblazen motors voorkomen, dan zijn fysiologische controles van kunstmatig opgevoerde lichamen hard nodig. Door objectieve artsen.”
De conclusie om de focus te leggen bij het gezondheidcriterium heeft sinds de verschijning van ‘Supergenen en turbosporters’ op veel aandacht kunnen rekenen. Het hele jaar door heeft Pieters lezingen gegeven en journalisten de principes ervan uitgelegd. Uiteindelijk hoopt hij daarmee dat het concept wordt opgepikt. Pieters: “Binnenkort staan we op een dopingtentoonstelling in Gouda samen met de Nederlandse dopingautoriteit. Het is een steentje in de vijver, maar je hoopt dat daar iets uitkomt. “
]]>Nooit eerder had hij zakelijk iets ondernomen in de mode. Maar nadat hij meerdere malen verkozen werd tot bestgeklede Nederlander was de fundering gelegd. Bedrijven zagen mogelijkheden en lieten van zich horen, maar zonder succes. Zich kleden in andermans kleding was voor hem geen optie. ‘Daar komt uiteindelijk alleen maar ellende van’.
De 43-jarige Humberto Tan beschikt over een natuurlijke interesse in kleding en daarnaast over gezonde dosis eigenwijsheid. Hij trekt zijn eigen plan en laat zich niets opdragen. Boegbeeld worden van een kledingmerk was daarom uitgesloten. ´Dan doe ik liever iets voor mezelf´. Vriend en zakenpartner Rick Moorman hoorde het gedwee aan en bedacht in het geniep een concept.
Nu, 5 jaar later, is zijn eigen kleding in 85 winkels te vinden en zijn schoenen zelfs in meer dan 300. Door niet te hoog van de toren af te blazen en vooral risico´s durven te nemen bouwden de twee het merk geleidelijk uit. Mede door de grote publiciteitsaandacht en de welwillendheid van de winkeliers kwam het vrij snel van de grond.
Dat het succes van het kledingmerk niet onlosmakelijk verbonden is met zijn naamsbekendheid maar meer omvat legt hij met gepaste trots uit: ‘Je ziet heel veel private labels. Het nadeel daarvan in de kleding is dat iedereen dan z’n eigen naam in de pakken plakt. Dat werkt uiteindelijk niet. En dat wil je als consument uiteindelijk ook niet. Wij hebben gezegd: Laten we een merk maken waarin de sterke punten van het private label naar voren laten komen, goeie prijs/kwaliteit verhouding, maar aan de andere kant ook merkwaarde meegeven. En dat zit ‘m in mijn imago en mijn smaak. Het is mijn smaakrichting en ik wil de eindzitting hebben over de collectie. Humberto Tan van televisie alleen is niet genoeg’.
Even onderbreekt hij zijn verhaal om het vervolgens met hetzelfde enthousiasme voort te zetten: ‘Het is het pakket wat goed moet zijn: modellering, prijskwaliteit, naam, merkbeleving, consumentenvertrouwen, medewerkervertrouwen, distributienetwerk, betrouwbaarheid qua uitleveren, aftersales, promotie. Ik noem nu even tien dingen, maar ik kan er nog tien noemen die allemaal moet kloppen. Zo niet dan ga je kapot’.
Modebedrijven als Björn Borg en Lacoste zwaait hij lof toe. ‘Die twee hebben het heel goed gedaan. Daar moet ik me op richten, dat zijn mannen aan wie ik me kan spiegelen, omdat die ook niet uit de mode kwamen en vanuit de sport toch dat merk hebben opgezet’. Toch lijkt de zelfverzekerde ondernemer geen twijfels te hebben. ‘Ik kijk altijd naar het worst case scenario. Wat zijn dan de consequenties? Je geloofwaardigheid loopt schade, en dat werkt door in je werk. Maar gaat dat gebeuren?’ Waarop hij meteen zelf invulling geeft: ‘Nee en waarom niet? Ik pak het serieus aan, omdat ik het zelf in de hand houd, rustig aan. Goeie mensen om je heen, geen haast hebben en niet snel willen verdienen’.
In de manier van spreken rust een gevoel van passie, van geluk. Hij heeft plezier in wat hij doet. Geld lijkt van inferieur belang. Ook dat wordt beaamt: ‘Als je snel wilt verdienen moet je een flutpak bouwen voor veel geld en binnen drie jaar van de markt af gaan’. Dat is niet wat hij wil, schuddend met zijn hoofd om zijn betoog kracht bij te zetten. ‘De perceptie moet zodanig zijn dat het pak wat je koopt echt goed is. Ik wil dat de man die het Humberto pak koopt een herhalingsaankoop doet. Het moet goed zijn, anders heeft het geen zin. Ik bouw op de lange termijn. Dat kan alleen met kwaliteit. Het enige idealisme dat ik heb is proberen het merk zo goed mogelijk neer te zetten’.
En daarbij lijkt het distributiekanaal van groot belang te zijn. ‘Je kan de leukste ontwerper zijn van Nederland maar als je geen winkels hebt waar je je spullen verkoopt heb je een probleem. Veel mensen richten zich is op modeshows, ik doe dat niet. Het gaat om distributie. Wordt je verkocht of niet’. Om dit te realiseren onderhoudt Humberto een levendig contact met zijn medewerkers, zijn verkopers en partners. Stuk voor stuk op bekwaamheid en betrouwbaarheid geselecteerd. Elke week bevindt hij zich wel in een van de winkels. ‘Dat werkt gewoon goed. Je moet vertrouwen blijven houden in het merk’.
Met zijn kleding boort Humberto een interessante markt aan. De prijs/kwaliteit verhouding staat hoog in het vaandel en daarmee plaatst het zichzelf in de middenprijscategorie. Deel van het concept is realistisch blijven en nooit te hard van stapel lopen. ‘Het is aanmatigend om jezelf te positioneren tussen Versace, Armani of Paul Smith. Ik ben geen designer. Ik ben eigenaar en inspirator. Bij global brands praat je over totaal andere marketingbudgetten. Niet te vergelijken en dat is ook niet wat wij willen. Wij gaan voor kwaliteit. Daar hameren wij op’. En het romantische wat je er van denkt; kleding, fashion, mode, glamour’, somt hij op, ‘nee nee, keihard werken. Er is eigenlijk nooit aandacht voor de zakelijke kant voor de modewereld. Het is altijd alleen maar de buitenkant. De zakelijke kant is voor mij vele malen interessanter, dat is echt business. Die buitenkant interesseert me geen reet’.
Wat de toekomst betreft is hij erg open. Plannen om het buitenland aan te doen behoren tot de mogelijkheden, maar eerst wil hij in Nederland vaste grond onder de voeten krijgen. Eerst verdiepen, dan verbreden lijkt zijn motto. Dat geldt ook voor de collectie. De confectie doet het goed en vooralsnog lijkt een lijn met casual kleding uitgesloten. ‘Het zijn 2 totaal verschillende distributienetwerken. Andere sourcing, de manier waarop en waar het gemaakt wordt. Daar moet je nieuwe contacten voor aanleggen, daar moet je in investeren en dat kost heel veel tijd. Ik sluit het niet uit. Maar voorlopig houden we het bij confectie’. En voor de volgende generatie? Is een familiebedrijf geboren? Waarop hij schertsend antwoord: ‘Mijn dochter kwam laatst wel naar me toe om te zeggen het bedrijf te willen overnemen, maar voorlopig heb ik zelf nog grootse plannen’.
‘Ik ben Tim en ik wil later Duits worden.’ Zo stelt de tweeëntwintigjarige journalist, televisiemaker van TEDtv en (seks)columnist zich voor op zijn absurdistische weblog ‘De avonturen van Tim’.
Zoals veel bloggers plaatst den Besten hier regelmatig materiaal. Op zijn blog zijn columns over seks, opmerkelijke foto’s en video’s over vervelende bejaarden te vinden. “Ik kom veel dingen op internet tegen tijdens mijn werk, wat ik niet gebruik. Als ik het leuk vind of er dan een mening over heb, zet ik het op mijn site. Desnoods met twee regeltjes tekst. Tenminste als ik er zin in of tijd voor heb.”
Met een kleine duizend bezoekers op een dag is hij een cultfiguur in de groeiende Nederlandse internetcultuur. Met zijn website verdient hij niks; er zijn geen advertenties op te vinden. Den Besten hanteert een andere vorm van personal branding, één die tegenwoordig steeds meer journalisten hanteren: hij biedt gratis journalistieke producten aan op zijn weblog en haalt zo betaalde opdrachten binnen. Zo werd den Besten op basis van zijn op internet gepubliceerde materiaal gevraagd om als tekstschrijver aan de slag te gaan bij Jensen!, waar hij wel geld mee verdiende.
Volgens Alexander Pleijter, docent Journalistiek en Nieuwe Media aan de universiteit Groningen en Leiden en schrijver van het weblog ‘De Toekomst van de Journalistiek’ heeft deze aanpak de toekomst: “Je maakt jezelf zichtbaar en laat zien aan je netwerk dat je deskundig bent.” De Nederlandse Vereniging van Journalisten benadrukt dit ook, secretaris freelance journalistiek Ellie Speet: “Als freelance journalist moet je met anderhalf woord te vinden zijn op Google. Je moet ondernemend bezig zijn en je onderscheiden van anderen.” Toch zegt Pleijter, het idee dat er veel geld te verdienen valt door voor niks te werken “een verdienmodel is dat nog weinig geslaagd is.”
Deze vorm van personal branding betekent dat journalisten gedwongen worden om in hun vrije tijd voor niks te werken. “Dat vind ik niet erg omdat ik nu met andere dingen geld verdien”, legt den Besten uit. “Ik zie mijn blog meer als een soort ‘uithangbord’ van wat ik kan, vind, kwijt moet, of wil laten zien. Ik denk dat er een soort van nieuwe generatie is die niet schildert, of muziek maakt, maar door middel van bloggen of twitteren hun creatieve ei kwijt kan. Ik zie bloggen echt als een soort uitlaatklep, een manier om je te uiten als je niet zo goed bent in andere dingen.”
Met zijn manier van personal branding wordt den Besten waarschijnlijk nooit zo rijk als een Donald Trump. Maar die zou ook met een sekscolumn waarschijnlijk zijn eigen merk de nek om draaien. De vrijheid die den Besten geniet, heeft zo zijn voordelen: “Ik hoef me gelukkig niet bezig te houden met hoe ver ik wel of niet kan gaan.”
]]>