Moeder: Heb je het al gehoord van die van Ravensbergen?
Oude buurvrouw: Welke Ravensbergen?
Moeder: Rina, die uit de Burgemeester Kooijmanlaan.
Oude buurvrouw: Rina van de Burgemeester Kooijmanlaan?
Moeder: Ja, Ze is getrouwd met die kale van Ten Kate, die uit Katwijk overkwam. Slanke man. Ze had daarvoor iets met die schele bloemist.
Vriendin van moeder: Ja, Arie, die met dat lapje.
Oude buurvrouw: Rina, je bedoelt die van de schoenmaker?
Moeder: Nee, dat is Marie. Rina, met die gitzwarte haren. Ze rijdt altijd met een roze scootertje door het dorp. Jullie Petra zit met haar dochter in de klas.
Oude buurvrouw: Mijn jongste? Die vrouw die op donderdags bardienst draait bij de tennisclub?
Vriendin van moeder: Nee, dat is d’r zus, Carla. Ze woonden vroeger op de Langevaart. Carla is daar blijven wonen na het overlijden van hun moeder, Rina verhuisde naar de Burgemeester Kooijmanlaan.
Oude buurvrouw: Ja, Carla ken ik wel, maar Rina.
Moeder: Jawel joh, laatst stond ze nog in het kerkblaadje omdat ze een recordbedrag aan collectegeld had opgehaald.
Oude buurvrouw: Ohhh…die donkere met dat korte rokje, die met de voorganger is vreemdgegaan?
Ik ben opgegroeid in een klein dorp in de Bollenstreek. En zoals dat gaat in kleine gemeenten waar iedereen elkaar kent, komen berichten waarvan gehoopt wordt dat ze in het ongewisse blijven, aan het licht door een vernuftig systeem van roddelen. Zodra de kerkdienst is afgelopen, worden op het troittoir van het dorpsplein de laatste intriges uitgewisseld. De man die vooraan in de kerk uit volle borst meezingt, was een overloper in de oorlog, de nieuwe voorganger doet het met de vrouw van Ten Kate.
Deze manier van informatie-uitwisseling, die uitsluitend achter ruggen en schouders plaatsvindt, doet me denken aan de Britse detectiveserie Midsomer Murders, waarin rechercheur John Barnaby samen met zijn hulpje Troy in het ogenschijnlijk rustige graafschap Midsomer moordzaken oplost. Achter de vitrages zitten glurende grootmoeders verscholen die de stappen van de obsessieve melkboer nauwgezet volgens, De voorzitter van het plaatselijke boekenclubje gedraagt zich de laatste weken opvallend vreemd. Iedereen in het dorp heeft een alibi, maar ook een motief.
Nu woon ik in een stad, in een straat waar bijna niemand elkaar kent. Ja, ik ken mijn onderbuurman, de kebabverkoper aan wie ik voor het uitgaan mijn huissleutel geef, en mijn overbuurman, die mij aan de bar van mijn stamkroeg verzekerde dat ik een nieuwe liefde had, afgaande op de activiteiten die hij in mijn woonkamer had opgemerkt. Want ja, vitrages zijn in de stad nu eenmaal geen mode.
In de ogen van de dorpeling is de grote stad misschien het Sodom en Gomorra, maar het tegendeel is waar.
Leave a Reply