Met alle plezier kijk ik wekelijks naar televisieprogramma’s waarin mensen vol passie vertellen over hun achtertuin. Mannen en vrouwen, meestal richting de pensioengerechtigde leeftijd, die hun vrije uurtjes besteden door hurkend op de broze knieën met een speciaal onkruidmesje in de hand wildgroei tussen de sierbestrating vandaan wippen. Of door op een gammel houten werktafeltje voor de aanwezige vogeltjes vetbollen van ossewit te draaien. In elke straat zit er wel eentje, een trotse tuineigenaar die zijn nietszeggende vinextuintje heeft omgetoverd tot een oase van groen. Vijftigers met groene vingers die met een vogelboekje op schoot vanuit de serre de bonte vliegenvanger afvinken.
Niet zo heel lang geleden zag ik in het programma Paradijstuinen van seniorenomroep Max Hans Dorrestijn door zijn overwoekerde tuin manoeuvreren. De cabaretier en tekstschrijver plantte naar eigen zeggen in het verleden zoveel groen dat hij door de bomen nu het bos niet meer ziet. In vage bewoordingen en het gebruikelijke gebazel vergeleek hij de stilte in zijn floristische chaos vervolgens met een compositie van Bach. Om nog maar niet te spreken van het geluk dat hij ervoer bij het spotten van een zeldzaam gekraagd Roodstaartje.
Bij het horen van dergelijke verhalen bekruipt mij een gemengd gevoel van afgunst en plaatsvervangend geluk. Al jaren probeer ik namelijk tevergeefs op het dakterras van mijn appartement in een van de drukste straten van Leiden een eigen paradijstuin aan te leggen. Meerdere malen beklom ik met gevaar voor eigen leven de gevel van het pand om een geïmproviseerd kleihuisje voor huiszwaluwen onder mijn dakgoot te monteren. Maandsalarissen gaf ik uit aan dichte bebossing waar mijn gevleugelde vrienden ongestoord konden nestelen, aan voedselpreparaten van velerlei soorten en maten om de barre winters door te komen.
Maar vooralsnog lijkt alleen de stadsmeeuw zich staande te kunnen houden in de bijzondere flora en fauna van mijn dakterras. Kwetsbare vliegers van een kleiner kaliber blijken niet bestand tegen het onophoudelijke gebrom van het ventilatorsysteem van de shoarmatent, laat staan tegen het penetrante bouquet van Turkse pizza’s en Dürüm Döners die het produceert. Zelfs de reusachtige drinkbak met fonteinfunctie die de doodgewone duif in hete zomers verkoeling moest bieden, wordt ingenomen en ondergescheten door schreeuwende meeuwen met een spanwijdte van minstens anderhalve meter. Om in de romantiek van Dorrestijn te blijven: De stilte in mijn tuin is als een compositie van Bach, maar dan net even anders.

Door: Erik de Jong | 2 mei 2011 | Reageer
Categorie: blog | Tags: planten, tuinen, tuinieren, tuinliefhebbers, vogels, vogeltjes