Het velletje van een Sudoku-boekje valt op de grond van de trein. Kort daarvoor zat het nog veilig verstopt in Brils verhalenbundel ‘Meisjes’. Ik raap het papier op van de grijze vloer en kijk ernaar. Slordig geschreven cijfers kijken terug.
Een doorgestreepte vier waar een negen had moeten staan.
Als ik het me goed herinner deed ik erg lang over deze puzzel. Het was niet eens een moeilijke.
We zaten in het natte gras in het park tegenover de rechtenfaculteit. De zon scheen. De geur van het gras vermengde zich met die van goedkope zonnebrand. Uit de oortjes van een mp3-speler klonk zacht muziek. Onherkenbaar.
Daar lagen we dan met z’n drieën op Tweede Paasdag. Het was warm. De dag ervoor was door meteorologen bestempeld als de warmste Paasdag sinds 1901. Het was even zomer, ook al was het nog maar april.
Ik gaf een sigaret aan het meisje met de mp3-speler.
Mijn hoofd stond niet naar het maken van de Sudoku voor me. Een bootje vaarde voorbij. Vanachter mijn zonnebril gluurde ik even steels naar de meisjes in bikini. Ik keek weer naar mijn Sudoku.
In dat ene vakje moest geen vier staan, maar een negen bedacht ik me. Een sigaret later was de puzzel opgelost.
We stonden op. Het kleine parkje was intussen volgelopen met mensen. Wij gingen weg. Naar een terras in de zon voor witte wijn en Blue Stilton met stroop.
Ik stop de Sudoku terug in de verhalenbundel. Ik moet bijna uitstappen. Die dag had weinig te maken met meisjes of Martin Bril. Alleen de schoonheid misschien, gevangen in een puzzel. Een perfecte dag in cijfers.
Leave a Reply