‘Daaa-haaag’, roep je nog even naar een collega in het gangpad, voordat je de WC-deur met een enorme zwaai opengooit. Bij het urinoir aangekomen, zet je je aktetas op de grond, knoop je je pantalon los en mik je met een welgerichte straal op het gifgroene blokje, in een poging die in tweeën te urineren. Je slaagt er niet in; het zeepje is nog niet zo lang geleden vervangen en is zelfs met een hogedrukspuit nog niet kapot te krijgen. Terwijl de straal urine onophoudelijk tegen het emaille klettert, dwaalt je blik af. Je ogen richten zich op de gesloten toiletdeur naast je, waarachter het angstvallig stil is. ’Ja hoor, een poeper’, denk je onmiddelijk, zo eentje die alle werkzaamheden staakt om te voorkomen dat ongewenste geluiden de ruimte vullen. Je visualiseert dat een collega met de broek op de knieën naar zijn horloge zit te staren, wachtend totdat jij de wc’s verlaat. Maar je bent nog niet klaar. Even maakt zelfs de sadistische gedachte zich van je meester om de tijd te rekken. Om die collega nog even te laten zitten. Maar je hebt nog genoeg te doen. Je wast je handen, droogt ze met een aantal stukken schurend closetpapier en verdwijnt.
Verdorie. Net nu je je draai hebt gevonden en je naakte bilpartij aan de koude bril begint te wennen, vliegt de deur van de toiletruimte open. Je houdt je stil. Voetstappen richting de urinoirs, waar je luttele seconden later een flinke straal tegen de pot hoort kletteren. Hendrik van marketing, denk je meteen, waarom eigenlijk weet je niet. Je maag geeft venijnige krampen, overtollig lucht wil zich zo snel mogelijk een weg naar buiten banen. Maar nu toegeven zou karaktermoord zijn. Wat zullen ze wel niet van je denken als je hier ongegeneerd gaat zitten knetteren? Flatuleren in het openbaar staat niet best op je CV, zelfs niet als het op het toilet gebeurt. Vanuit je middenrif klinkt een ongerieflijk geborrel. Met een velletje wc-papier tracht je het tochtgat te temperen. Het lukt je gelukkig om de controle over je sluitspier te heroveren en de schade te beperken. Op de achtergrond nog steeds het geklots van Hendrik van de marketing. Of van Guido van service en sales. Je staart naar de deur waar met verschillende kleuren balpen de namen van collega’s staan gekrast. ‘Wil je neuken? Bel dan Peter’, staat er, met daaronder ’0613324128′. Je kijkt op je horloge. ‘Over twee uur ben ik klaar’, denk je. Dan opnieuw voetstappen. Hendrik of Guido, of bij nader inzien misschien toch Theo de onderhoudsmonteur, spoelt zijn handen af en verlaat met ferme stappen de ruimte. Met je achterwerk schuifel je over de wc-bril, zoekend naar de meest comfortable positie, als ware je een kip die zich gaat toeleggen op het werpen van een tiental prachtig ovale eieren. Een laatste diepe zucht.