Op twitter las ik vandaag het bericht dat er in Suriname veertig nieuwe diersoorten zijn ontdekt. Veertig! En dan hebben we het niet alleen over een boktor die toevallig een ander kleurtje strepen op zijn onderlijf heeft dan zijn paarsgetipte soortgenoot, nee, over echt nieuwe dieren. Bij het horen van het bericht overwoog ik direct een carrièreswitch. Niet dat ik nou zo’n uitgesproken dierenliefhebber ben, en een vogelspotter of boomknuffelaar al helemaal niet, maar de kick iets te ontdekken wat daarvoor nog onbekend was lijkt me simpelweg fantastisch.
Als ik eenmaal door iets getriggerd ben heeft mijn fantasie vaak de neiging hevig op hol te slaan. En dus zag ik mezelf als de Ash Ketchum van de 21e eeuw door de jungle hiken, op zoek naar nieuwe fauna voor de wereldencyclopedie. Pokéballen in de aanslag en gaan. Het mooie is dat je als expeditieleider zo lekker dramatisch kunt doen. Tijgerend door de modder ineens met een snoekduik op een kleine regenworm springen. Vervolgens al snuivend aan zijn ringetjes vaststellen dat deze soort reeds bekend is en het waardeloze stuk minislang teleurgesteld in je mond proppen. We zijn wel aan het survivallen hier.
Terwijl ik mijn bange en ernstig gechoqueerde expeditieleden verder de bossen in leid, galmt er een rauwe grom. Met een ernstige blik gebaar ik naar mijn onervaren crewleden Livingstone en Stanley dat ze hun adem in moeten houden. Ik leg wat modder op mijn tong en steek mijn vinger in de lucht om de windrichting in te schatten. Als gebeten door een ratelslang snel ik richting het oosten, eeuwenoude lianen met mijn kapmes aan snippers meppend. Wie vindt planten sowieso leuk? Terwijl ik manisch op een antieke woudreus sta in te hakken, wijst Livingston me op een spoor op de grond. Ik duw hem weg en snuif aan de nog verse afdrukken. Het kan niet ver weg zijn!
Na een lange wandeltocht bereiken we uiteindelijk een kreek, uiteraard met een bordje met een doodskop er op, want dat hoort zo in spannende situaties. Het gorgelende gegrom is hier op zijn hevigst. Gedecideerd laat ik me tot aan mijn middel in het water zakken. Direct wordt ik door een ongekende kracht aan mijn voet in het water gesleurd. Mijn compleet afgetrainde lichaam handelt bliksemsnel en plant een verdovende dolk in het oermonster onder mij. Hevig spetterend neemt het gegrom af. Nadat ik eigenhandig mijn enkel gehecht heb, til ik het beest triomfantelijk boven me uit. Het is een haaimanha, een kruising tussen een haai, kaaiman en piranha. Maar ik noem hem de Melvis. Gewoon omdat het kan.
Als een mug me in mijn oorlel prikt schiet ik wakker uit mijn overpeinzingen. Ik staar naar een scherm met mijn artikel over de Surinaamse internetmarkt. Mijn ogen schieten over de woorden ‘implementatie’, ‘wetgeving’ en ‘interconnectie’. Knipperend staar ik naar mijn voet, maar ik zie alleen een klein pleistertje op mijn teen die ik gisteren tegen de drempel stootte. Goh, wat is journalist soms toch een sexy beroep…

Door: Melvin Captein | 13 September 2010 | 3 Reacties
Categorie: blog, columns | tags:Tags: Ash Ketchum, Haaimanha, Jungle, Livingstone, Morton Stanley, ontdekkingsreis, Pokémon, suriname
Comments
3 Reacties
Gotta catch’em all! Heb je dan Hans Klisvis ook gespot?
Die is te slijmerig om te vangen.
Met jouw fantasie lukt het je daar in Brazilië vast om in de voetsporen van Joran te treden.