In Nederland zijn we goed in regeltjes verzinnen. En hoewel mensen daar graag over zeiken, is dat niet per definitie slecht. Zo heeft ieder vak een beroepscode, een samenhangend geheel van principes en regels met betrekking tot de uitoefening van een bepaalde professie. In veel gevallen pakt dat goed uit voor de consument. Een beroepsgeheim belet een dokter bijvoorbeeld om flink rond te bazuinen over de hardnekkige steenpuist op de onderrug van oom Benno. Slagers moeten er voor zorgen dat hun vlees aan bepaalde standaarden voldoet zodat je niet bang hoeft te zijn dat je al neuriënd een als kip verklede bunzingbout staat op te bakken. En ook psychologen mogen tijdens een herendiner niet aan de grote klok hangen hoe hun laatste patiënt kwijlend bekende dat hij opgewonden raakt van kleine kangoeroeknuffeltjes. Kortom, beroepscodes zijn voordelig voor de gemiddelde burger.
In de journalistiek is het niet anders. Ook nieuwsgaarders hebben een strakke ambtszede, zoals omschreven in de Code voor de Journalistiek. Een bloemlezing uit de statuten leert onder andere dat je als journalist geen ‘materiële of immateriële vergoedingen aan mag nemen die bedoeld zijn berichtgeving te beïnvloeden, te bevorderen of tegen te gaan’. Iets wat volkomen logisch is. Redactionele onafhankelijkheid is immers één van de grootste goeden binnen het gazettenvullersgilde. Maar soms is het als jonge journalist best moeilijk de scheidslijn te bepalen. Mag je bijvoorbeeld een cd aannemen als je hier een recensie over schrijft, zonder deze uiteindelijk te retourneren? En mag je tijdens een diner je kreeft laten betalen door de bankdirecteur, waar je op dat moment een interview mee hebt? Het zijn kwesties die niet per se je onafhankelijke blik doen vertroebelen, maar in een bepaald opzicht niet te rijmen zijn met de beroepscode.
Laatst raakte ik zelf in een dergelijke situatie verzeild. Ik werkte voor een tijdschrift aan een artikel over een bekend biermerk, naar aanleiding van hun aankomende jubileumviering. Tijdens een gesprek met de directeur ging het onder andere over een evenement dat de brouwer al enkele jaren organiseert. De directeur zei dat ik zelf maar eens zou moeten ervaren hoe de sfeer daar was. Ik zei dat ik dat zeker zou gaan doen. Prompt zaten er twee dagen later twee VIP tickets in mijn mailbox. Een raar onderbuikgevoel maakte zich van me meester. Moest ik hier nou gebruik van maken of niet?
Na een hardnekkige strijd tussen mijn innerlijke student en professional besloot ik die avond toch het exclusieve podium op te gaan. De eindversie van het artikel, mét de nodige kritische kanttekeningen, lag al bij de hoofdredacteur en ik zag er dus niet veel kwaad in. Er waren verder ook helemaal geen marketingmensen die al bier opboerend in mijn oor tetterden hoe lekker hun bier wel niet is, wat waarschijnlijk ook helemaal hun bedoeling niet was. Ondanks dat mijn aanwezigheid dus geen enkele weerslag had op de inhoud van het artikel voelde het toch een beetje wrang daar aanwezig te zijn. Bijna als een soort bedankje. Misschien ben ik wel heel naïef en gebeuren dit soort zaken constant. Maarja, daar lees je uiteindelijk natuurlijk niets over. Zeker niet als de journalist een kater heeft.
NB: Hier een uitstekend en vermakelijk stuk van een Amerikaanse journalist over hoe PR bedrijven journalisten soms voor hun karretje proberen te spannen.

Door: Melvin Captein | 30 August 2010 | 1 Reactie
Categorie: blog, columns | tags:Tags: beroepscode, bier, cadeaus, Code voor de Journalistiek, ethiek, evenementen, journalsitiek, kangoeroeknuffeltjes, onafhankelijkheid, vergoedingen
Comments
1 Reactie
[...] Dit blogartikel was vermeld op Twitter door Alexander Pleijter, HetRondjevanPavlov. HetRondjevanPavlov heeft gezegd: Hoe ga je als journalist om met exclusieve uitnodigingen en cadeaus? Tast dit per definitie je onafhankelijkheid aan? http://wp.me/pJ3Ru-wh [...]