Het blokfluitvrouwtje in mijn straat irriteert me al een tijdje. Na haar meerdere keren tevergeefs verzocht te hebben ergens anders te gaan flierefluiten, besluit ik Nico Dijkshoorn te mailen. Vijf minuten later krijg ik deze mail:

Wat bijna niemand weet is dat blokfluitvrouwtje Jeannie ook Tsjechische science fiction boeken heeft geschreven.

“Ha Erik. Nee…we kennen elkaar inderdaad niet, maar desondanks lijkt het me leuk je uit de brand te helpen. Ik ben best druk, dat moet je weten, vandaag moet ik namelijk nog bij tante Diny op de thee en daarna weer naar die malle Matthijs van Nieuwkerk. Maar hé…voor een potje fucken maak ik graag tijd vrij. Weet je wat? Ik kom er meteen aan.”

Niet veel later installeert Nico zich met een enorme uitpuilende juten zak in mijn raamkozijn. Als een klein kind dat de ijscoman voor een noodplas zijn kar onbeheerd achter ziet laten, zo glinsteren zijn ogen wanneer hij op het blokfluitvrouwtje neerkijkt. Ik laat de meester zijn gang gaan.

Terwijl de Tsjechische dame, knikkebollend als een dashboardhondje, haar cilindervormige stuk kreupelhout volspuwt, bevestigt Nico behendig met een rolletje tape twee houten handvatten aan een dofgele PVC-buis. “Sneeuwbes”, fluistert hij, en laat vanuit mijn raam witte besjes op haar voorhoofd uiteen spatten. “Komt in het wild vooral voor in vochtige loofbossen.”

Maar het salvo sneeuwbessen lijkt het blokfluitvrouwtje niet te deren. Onverstoorbaar, terwijl Bach in monotone klanken doorklinkt, veegt ze het vruchtvlees van haar bleke gezicht. Nico kijkt me met vragende ogen aan. Ik schud nee. Zonder iets toe te voegen, rent hij de trap af.

Vanuit het raam zie ik Nico op blote voeten en in een kleurrijk indianenpak hinkstapsprongen maken. Met een panfluit, aangesloten op een enorme zwarte muur van twaalf 250 watt Marshall versterkers, overstemt hij zo ellendig mogelijk het blokfluitvrouwtje. Het doet haar niets. Nico richt zijn blik omhoog. Teleurgesteld schud ik opnieuw mijn hoofd.

“Nu is het oorlog”, blèrt Nico wanneer hij, weer boven, uit de juten zak een megafoon tevoorschijn tovert. Het raam vliegt open, een kaars wordt ritueel aangestoken, een zwarte bril belandt op zijn neus. In de vensterbank ligt een volgekliederd schriftje. “Hé wijffie, hier Nico Dijkshoorn!”

Blokfluit. Een gek ding met acht gaatjes. Van perenhout, esdoorn of de West-Indische buxus. Maar soms ook gewoon van kunststof. Als vierjarige speelde ik op de verjaardag van een vriendje zelfs op een blokfluit gemaakt van winterpeen. Lachen joh. Speelde ik zo de vijfde symfonie van Beethoven. Achterstevoren. En geloof me, niemand die daar met een aardappelmesje tegen de polsen stond te drukken. Als je begrijpt wat ik bedoel.

Met het schaamrood op de kaken en weke ogen pakt het vrouwtje haar krukje, schreeuwt iets onverstaanbaars naar boven en verdwijnt. Een oase van rust blijft achter. “Zeg, ik moest er maar weer eens vandoor”, hoor ik Nico zeggen. “Tante Diny zit te wachen.”


    Door: Erik de Jong | 15 March 2010 | 7 Reacties
    Categorie: blog, columns | tags:Tags: , , , , , ,


    Comments

    7 Reacties


    1. 15 March 2010 13:09

      Top stuk! Mag ik dat zeggen? Ja dat mag ik zeggen…

      Deze comment gaat in de boeken!


    2. 15 March 2010 14:47

      Handvatten


    3. 15 March 2010 14:57

      @SoWhat: Roger that!


    4. 15 March 2010 18:10

      Mooi geworden de Jong. Petje af!


    5. 16 March 2010 10:24

      Social comments and analytics for this post…

      This post was mentioned on Twitter by rechterhans: RT @dirkwijnand: Nieuwe Pavlov online: Supernico. @dijkshoorn to the rescue http://rondjevanpavlov.nl/2010/03/15/supernico/...


    6. 24 March 2010 08:45

      [...] blokfluitvrouwtje Jeannie begint onder het raam een deuntje te spelen. De schelle klanken zetten me aan het denken. Zij [...]

    Naam (required)

    Email (required)

    Website

    Wat wil je kwijt?

    Please leave these two fields as-is: