Boekenbal: Prosecco en tuitmonden

Mijn net aangeschafte Bristol loafers knellen pijnlijk terwijl ik schichtig richting de Amsterdamse Stadsschouwburg loop. Nerveus frunnik ik aan het strikje wat ik een paar uur geleden van mijn vader heb geleend. Het haakje is stuk, merk ik. Terwijl ik naar de deftige ruggen voor me staar probeer ik zo rechtop mogelijk te lopen. Ik steek mijn neus in de wind. Direct slaan vlagen ouwevrouwenparfum me in mijn gezicht. Proestend hoop ik dat mijn Thaise nep Aqua di Gio het aankan.

Vlak voor de schouwburg moet ik even wachten tot de pontificaal voor de entree geparkeerde limousine wegrijdt. Joost Zwagerman stapt uit. Ik besluit niet te zwaaien. Hij doet ook net alsof hij mij niet ziet staan. Typisch Joost.

Achter de optrekkende limo aanschuifelend manoeuvreer ik me recht voor de ingang. Ik til mijn kin van mijn borst en loop met kordate stappen de stemmig zwarte stoet achterna. Zodra mijn voet rood pluche raakt, lijken mijn schoenen iets mee te geven. Ik probeer hautain naar de mensen achter de draaghekken te staren. Het lukt niet. Snel schiet ik achter Philip Frerichs langs naar binnen. Er flitsen camera’s. Net nu mijn strikje los om mijn nek bungelt. Persmuskieten.

Jaren heb ik er van gedroomd om het Boekenbal mee te maken. Er hangt altijd zo’n zweem van geheimzinnigheid omheen. Iedere keer stel ik me voor hoe Mulisch, slingerend aan een kroonluchter, een Dom Perignon uit 1971 over het publiek sproeit. Naakt. What happens at the Boekenbal stays at the Boekenbal, zoiets. Maar nu ik er zelf middenin zit voel ik me toch wat onwennig. Nerveus sla ik binnen tien minuten drie glazen prosecco achterover. Intussen komt Mulisch de ontvangsthal binnen gelopen. Hij maakt nog geen aanstalten in een lamp te klimmen. Misschien moet hij ook nog wat los komen.

De officiële opening is een lange zit. Veel dure woorden over literatuur die ik niet ken. Bang spiek ik om me heen hoe ik moet omgaan met de situatie. Een begrijpende knik en een serieus tuitmondje blijken de oplossing. Al snel heb ik die onder de knie en ontspan ik een beetje. In het oor van mijn buurman fluister ik dat ik het kunstzinnig vind. Lekker neutraal, ‘kunstzinnig’. De buurman geeft me een begrijpende knik en een tuitmond. Ik onderdruk de neiging mijn eigen tuitmond er op te drukken.

Na de opening gris ik een glas prosecco van een dienblad en spoed ik me in mijn meest deftige draf naar de dansvloer. Dat is immers waar het allemaal schijnt te gebeuren. Na twee verkeerde afslagen sta ik uiteindelijk in de balzaal. Dit is dus de plek waar heel literair Nederland zich verliest in een orgie van rondslingerende dubbele tongen. Ik wil ook tongen, besluit ik. Maar het is pas half elf en er struinen louter fossielen door de zaal. Gelukkig hebben ze nog prosecco aan de bar.

Terwijl ik aan een tafeltje mijn fictieve bibliografie (veertien Bildungsromans, zeven novelles, één postzegelboekje) en pseudoniem (Benoît de la Brettonière) nog eens door neem druppelt de zaal langzaam vol. Veel jonge vrouwen in stijlvolle jurkjes. Ik besluit een blondine in zilveren glitterjurk aan te spreken. Of ze onlangs nog met wat goede proza is gekomen. Weken op geoefend. Ze blijkt een aantal publicaties te hebben gehad in literaire tijdschriften. Met hese stem somt ze de namen op. Die ken ik vast wel? Ik knik begrijpend want dat hoort zo. Lachend vraagt ze bij welke uitgeverij mijn werk wordt gepubliceerd. Met mijn meest statige stem lieg ik dat ik moet plassen.

Na een paar uur dansen dreigen mijn tenen af te sterven. Weinig flatteus zet ik mijn schoenen in de hoek en dans op mijn sokken verder. Als een stuurloze sliert spaghetti danst mijn strikje mee. Naast me schurkt een grijze man met een bril tegen een jong meisje aan. Hij fluistert iets in haar oor. Ik gok dat het zijn literatuurlijst is.

Om half vier sta ik te tollen op mijn benen. Een meisje dat ik heb leren kennen zegt dat ze drankjes heeft gehad van Beau van Erven Dorens. Dankbaar pak ik het glas BN’er sap aan en zet het aan mijn lippen. Vanaf mijn kin druppelt alles op mijn strikje. Ik stop het in mijn schoen. Dat gaat paps niet leuk vinden.

Zodra de lichten aan gaan ben ik ineens broodnuchter. Ik ken de traditie. Na afloop van het Bal mogen alle attributen en decorstukken mee naar huis worden genomen. Als een dolle stier bries ik op mijn sokken door de vertrekken op zoek naar een buit. Ik kom uit bij een oerlelijke zuil van anderhalve meter. Maar er staat wel ‘Boekenbal’ op. Tevreden hijs ik het gedrocht over mijn schouder en zwalk naar de uitgang. Benieuwd of Kluun ook zo’n stoer souvenir heeft kunnen bemachtigen. Terwijl ik de koude lucht opsnuif tuit ik mijn lippen naar de uitsmijter. Volgend jaar kom ik zeker weer.

8 responses to “Boekenbal: Prosecco en tuitmonden”

  1. Hans Klis says:

    Melvin, ik ben jaloers (http://www.hdci.nl/jonggeleerd/?p=795) en zeer onder de indruk. Het is verwarrend. Ik moet maar weer even gaan liggen. 😉

  2. Derk Heiland says:

    Mooie dingen, Melvin. Mooie dingen.

  3. Loafers van de Bristol, neppe Aqua di Gio;
    Melvin, was je undercover als Kluun?

  4. Social comments and analytics for this post…

    This post was mentioned on Twitter by rechterhans: @mcaptein’s verslag van het #boekenbal: ‘Boekenbal: Prosecco en tuitmonden’ http://tinyurl.com/yzq3tu8 #rvp #pavlov…

  5. Wat maakt Melvin nou weer mee? Ge-wel-dig dit 🙂
    Volgende keer een uitgever verzinnen!

  6. Loes Reijmer says:

    Melvin, wat ben je toch LEUK! Topverhaal!

  7. Shar-on says:

    Ik zeg: H I L A A A A R I S C H !!!!!!!

  8. LuX says:

    Dag dansende man op sokken. Leuk je ontmoet te hebben. Mevrouw Ullers wees mij op je blog, ik ga hem volgen! Groet, mevr. Retorica

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *