Met een stomende kop koffie in de hand sta ik het winkelend publiek van de Albert Cuyp te bekijken. Van twee of drie hoog, ik weet het niet meer precies. In ieder geval ben ik verheven van de visboer die met luid geschreeuw zijn stinkende waar probeert te verkopen. De geluiden en stemmen onder me doen mijn gedachten afdwalen naar de hoorspelen uit mijn jeugd. Ik luister de verhalen van Dik Trom op een cassettebandje in mijn kamer. Dit tafereel maakt onverwachts wat in me los.
…
De dag ervoor kwam ik aan terwijl de laatste marktverkopers hun waar en hun stallen wegsleepten. Blauwe en witte kerstverlichting werd weerkaatst in de plassen van de straat en maakte het hele tafereel, inclusief karton en rondzwevende plastic zakken, bijna mooi. Ondanks de warme gloed die over mijn lichaam gleed, rilde ik. Het was nog altijd koud.
Een paartje liep hand in hand mij tegemoet over de lengte van de Albert Cuypstraat. Zij een rode sjaal en een glimlach voor hem, hij paarse sneakers en een verhaal speciaal voor haar. Ook ik moest glimlachen. Ik vergat de knoop in m´n maag en genoot van de balts van deze twee geliefden.
In de verte liep een reiger op straat. Van nature schuchter en steels, was dit exemplaar de gemeentelijke reinigingsdienst ruim voor, door brutaal de restjes vis en ander afval van de straat te plukken.
Ik was in een andere wereld beland. In ieder geval niet de wereld zoals ik mij die als kind had voorgesteld, maar één van tegenstellingen: schoonheid en vuilnis, romantiek en de realiteit.
Terwijl ik de trappen opliep van mijn eindbestemming, dacht ik na. Deze verandering van omgeving was broodnodig, ik begon het Leidse leven zat te worden. Misschien hoorde dat bij het ouder worden, die behoefte aan verandering, overdacht ik op de smalle trap met zijn roodgeverfde muren. De eerste verdieping was bezaaid met oude versleten schoenen.
Toen ik eenmaal boven in een vreemde woonkamer zat, zag ik de veegwagens voorbijkomen. De straat was weer schoon. Niet snel daarna viel de nacht. Met daarna de onvermijdelijke ochtend waarin ik de nieuwe markt onder me aanschouwde. Alsof ze nooit was weggeweest, maar ik wist wel beter.
…
Er klinkt gestommel achter mij. Zij die zo vriendelijk was mij een slaapplek te bieden, is eindelijk wakker. Ze komt naast me staan. Haar hand raakt lichtjes mijn rug aan, we delen een glimlach. We kijken naar buiten. ‘De laatste kiwi’s! Boordevol vitamientjes!’ roept de groenteboer onder het raam. Ik ben weer terug in mijn jeugd, ik zit achter de stereo, maar dit keer verwissel ik het bandje.

Door: Hans Klis | 15 December 2009 | Reageer
Categorie: Uncategorized, columns | tags: